Sociale strijd van Pellizza tot Vanfleteren, van Milaan tot Clabecq
Ik wil graag iets met
u delen. Het is geen groot inzicht of zo, maar een simpele vergelijking tussen
twee kunstwerken. Het gaat om een foto van Stephan Vanfleteren en een
schilderij van Giuseppe Pellizza da Volpedo.
We waren in Milaan en dronken extreem lekkere cocktails in het restaurant van het Museo del Novecento, een gebouw dat door Mussolini werd gebouwd en nu een belangrijke collectie moderne kunst huisvest, maar dus ook Il Quarto Stato van Pellizza uit 1901.
We waren in Milaan en dronken extreem lekkere cocktails in het restaurant van het Museo del Novecento, een gebouw dat door Mussolini werd gebouwd en nu een belangrijke collectie moderne kunst huisvest, maar dus ook Il Quarto Stato van Pellizza uit 1901.
De vierde staat
(stand?) verwijst naar het proletariaat naast de clerus, de adel en de
burgerij. De vierde stand staat op en doet dat gedecideerd, maar rustig. Ze
zijn verontwaardigd, ongewapend, maar er borrelt zeker ook boosheid. Ik vind
dat het rust uitstraalt, maar toch barst van de energie. De man vooraan is the
boss. Geen idee wie hij is, maar hij straalt natuurlijk leiderschap uit. Hij is
ook net wat fancier gekleed dan de achterhoede. Hij is de redelijkheid die het
gaat oplossen en de troepen in toom kan houden. Het is de man waar mee gepraat
kan worden die tegelijk een teken van hoop op een betere toekomst is.
Ik kende het beeld uit
mijn lang vervlogen tijd als zeer actieve militant in het internationaal
socialisme. Het beeld is iconisch en wordt dan ook vaak gebruikt op pamfletten
en posters van zowel de Italiaanse socialistische beweging als internationale
organisaties. Het geeft leiding. Het toont de verontwaardigde massa niet als bruten,
vandalen of onverlaten, maar als erg redelijke mensen die niet eerst slaan en
dan pas praten.
Het werk kende geen
succes toen het in het begin van de twintigste eeuw werd tentoongesteld. Niet
echt verwonderlijk: de kunstverzamelaars van toen wilden geen schilderijen van
redelijke arbeiders die redelijk betogen tegen de omstandigheden die hen rijk maken.
Pellizza pleegde zelfmoord in 1907, waarschijnlijk uit frustratie wegens het
uitblijven van artistiek succes.
Ik was het werk dus
vergeten tot ik het vorige week opnieuw zag, maar dacht nu onmiddellijk aan een
bekende foto van Stephan Vanfleteren. De foto is voor mij even iconisch als het
werk van Pellizza en ik raakte geïntrigeerd door de gelijkenissen, maar ook
door de verschillen. Het lijkt me dat deze iets zeggen over sociale strijd
vandaag en vorige eeuw.
Het is een beeld van
een protestactie tegen de sluiting van les Forges de Clabecq (staalovens),
halverwege de jaren ‘90 van vorige eeuw. De sluiting is een exponent van het
harde verhaal van de neergang van de oude industrie in Wallonië, van vakbonden
die protesteren tegen kapitaal, tegen overheid en uiteindelijk zelfs tegen
zichzelf.
Centraal op het beeld
zie je een jonge man rustig in de camera kijken. De syndicale strijd rond Forges de Clabecq was bijwijlen bloedig en rumoerig, maar daar
zie je op deze foto eigenlijk niets van. De sociale strijd in Italië in het
begin van de 20ste eeuw zal ook wel gewelddadiger geweest zijn dan
het schilderij laat uitschijnen en dat doet deze foto dus ook. Toont dat het
engagement van Vanfleteren, die net als Pellizza sympathiseert met de
arbeiders? Het lijkt alsof Walter (want zo heet de jongeman) en de andere
deelnemers aan de mars niet boos of agressief zijn. Ze blijven rustig, ondanks
het onrecht dat hen is aangedaan. Maar zijn ze net zo redelijk als de figuren
op het schilderij van Pellizza, of zijn ze uitgeblust?
In vergelijking met Il
Quarto Stato is dit plaatje veel somberder. In Italië schijnt de zon, maar deze
foto ademt somberheid. Ik vind het werk van Pellizza optimistischer. Zijn de
arbeiders van Forges de Clabecq de lange strijd beu, die eigenlijk al duurt
sinds 1901? Ze staan niet meer aan het begin van een verhaal van het strijden
voor meer sociale rechten in een opkomende industrie, maar vechten voor het
behoud van rechten in een industriële context van het verleden. Dat is een
andere dynamiek en dat merk je aan beide beelden.
Walter zegt dat de sociale
strijd universeel is, net als het opkomen tegen onrecht. Terecht natuurlijk.
Mensen die samenwerken zullen altijd het verschil kunnen maken, maar de context
verandert. De dynamiek die van de groep mensen uitgaat, is anders en er worden vandaag
meer vragen gesteld bij de effectiviteit van klassieke vakbonden. Is de hoop
van het begin van de 20Ste eeuw vandaag verworden tot wanhoop? Leidden
de manifestaties van toen niet tot meer rechten, terwijl acties nu niet altijd
kunnen tegenhouden dat op die rechten wordt beknibbeld?
Mij lijkt die evolutie
vervat in beide beelden. En zo kom ik alsnog tot een groot inzicht.
Reacties