De geur van mijn grootvader

Mijn grootvader groeide op in armoede. Zijn vader had naar het schijnt een drankprobleem en had zijn gezin met tig kinderen niet veel meer te bieden dan miserie. Mijn overgrootvader – die ik overigens nooit heb gekend - trok een goed lot en moest niet het leger in. Arme mensen toen verkochten dat lot, hij niet. Hij ging niet naar het leger en bleef arm. 

 

Als kind ging ik vaak met mijn grootvader mee om konijneneten te verzamelen. Ik zat achterop de fiets en we gingen in velden paardenbloemen uitsteken. Of hij maaide klaver waar het hoog stond. Dat stopte ik dan in jutten zakken. Tijdens de oorlog verzamelde hij de steenkolen die van de wagons vielen. Hij raapte alles op wat hij op straat vond. We weten het aan de armoede die hij als kind kende.

 

Zijn stal – het hok buiten tussen de aangebouwde badkamer en nog een ander hok met de mazouttank, je weet wel: koterij in Vlaanderen – was een verzamelplek vol zaken die zweefden tussen rommel, gereedschap en dingen die nog wel eens nuttig konden zijn. Eens. Op een dag. 

 

Vorig jaar overleed mijn grootmoeder. Haar huis werd verkocht en de stal werd leeggemaakt. We verdeelden de spullen. Ik kreeg een soort artdeco zegelring die hij voor mij bewaarde. Ik nam twee wasmanden mee, een van de houten beelden die mijn grootvader maakte (schreef ik al dat hij amateurbeeldhouwer was?), een versleten kruiwagen en al het gereedschap dat mijn neven niet wilden. Volgens mijn tante paste het meeste gereedschap in de categorie ‘brol’. Terecht, wellicht.

 

In diezelfde categorie valt ongetwijfeld de blauwe gereedschapskist vol vijzen, bouten, draadjes, dingetjes en datjes die ik ook heb aangeslagen. Ik kan het niet anders zeggen: het is waarschijnlijk de verzameling van alle dingen die mijn grootvader tijdens zijn tachtigjarige leven van de straat heeft opgepikt. Op de een of andere manier vind ik dat erg inspirerend. Ik heb me vast voorgenomen om ook brol te verzamelen en het daar bij te voegen. Als ik dan dood ben, dan gaat die kist naar mijn petekind, de dochter van mijn neef. Ze zal er erg blij mee zijn. Haar vader wellicht wat minder, maar bon. Ik ben dan toch dood dus wat kan mij dat schelen. Ik vroeg hem bij haar geboorte wat hij qua peterschap van mij verwachtte. “Niets bijzonders eigenlijk”. Het wordt dus een versleten gereedschapskist op haar achttiende. Misschien moet ik toch ook eens met haar naar New York gaan of zo.

 

We kochten een uitgeleefd huis in de Franse Ardennen. We zijn er heel blij mee en ik geniet er erg van om het langzaam maar zeker op te knappen. Het huis leerde me dat ik niet echt onhandig ben en dat ik het leuk vind om dingen mooier te maken. Toen ik kind was, liet mijn grootvader ons klooien met vanalles en nog wat en daar is toch iets van blijven hangen. 

 

Ik heb het houtwerk aan de achtergevel onder handen genomen en de deur geschuurd en opnieuw gebeitst. Het kleur is fantastisch maar ze sloot niet goed. Ik haalde de deur uit het kader en zag dat er een probleem wat met de ophanging. Ik heb dat opgelost met de brol die ik van mijn grootvader heb geërfd. Volgens mij was ik zelden zo gelukkig. Niet omdat de deur opnieuw goed sluit, maar om de gedachte dat een minuscuul rondelletje dat hij waarschijnlijk ergens in de jaren zeventig in de hoek van zijn gezichtsveld op een baantje zag liggen; waarvoor hij zich heeft gebukt; dat hij heeft bekeken, afgewreven en in zijn zak heeft gestoken, toch nog dient. 




Sinds kort volg ik een opleiding houtbewerking. Een mens moet iets doen met zijn midlife crisis. We hebben al een huis in Frankrijk en ik heb niets met patserige wagens: ik wil niet dat mensen denken dat ik klein geschapen ben. Maar blague à part: ik ontdekte door de renovatie van het huis dat ik secuurder wil zijn in mijn werk en dat ik ook gewoon – wellicht net zoals mijn grootvader – trots tastbare dingen wil kunnen maken. Natuurlijk speelt een nostalgie mee naar tijden die vervlogen zijn, maar evengoed de ecologisch overtuiging dat het beter is zelf iets te kunnen maken, dan iets nieuws te kopen.

 

Ik nam de beitels die ik in de stal vond mee naar de eerste les. Het heeft geen zin nieuwe dingen te kopen als de oude nog dienen. Natuurlijk moesten ze geslepen worden, na jaren dienst. De leerkracht toonde voor hoe dat moest en ik ging aan de slag met de oude, stompe beitels. Het was pas op de tram terug naar huis, toen ik mijn metaalstofvuile handen rook, dat ik besefte dat dat de geur is die ook uit zijn blauwe gereedschapskist opstijgt. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Mijn obsessie met Charles Rosel, un grand décorateur

Sociale strijd van Pellizza tot Vanfleteren, van Milaan tot Clabecq